Jenaplanonderwijs
Een Jenaplanschool is een gewone basisschool. Ook een Jenaplanschool moet voldoen aan de wettelijke eisen die aan basisonderwijs worden gesteld. Binnen het Jenaplanonderwijs wordt echter het onderwijs vanuit een specifieke gedachte ingevuld.
Het werken en leren op O.J.S. het Scala wordt gekenmerkt door 7 kernwaarden. Alle personeelsleden van onze school werken vanuit deze kernwaarden en spreken elkaar daarop aan.
1. Ervaringsgericht aanbod
We nemen werkelijke en actuele ervaringen van kinderen als uitgangspunt van ons onderwijs. Dit vinden we belangrijk omdat vanuit de ervaringen en betrokkenheid en verbondenheid kan ontstaan met de omgeving. Het inrichten van een rijke en betekenisvolle leeromgeving is hierbij voor ons een voorwaarde en een uitdaging.
2. Ontwikkelen van eigen initiatief en doorzettingsvermogen
We willen onze kinderen goed voorbereiden op de toekomst. We zullen dus ondernemend onderwijs moeten aanbieden. Het belangrijkste uitgangspunt bij deze vorm van onderwijs is de ondernemende en onderzoekende houding van het kind. Voor deze ondernemende en onderzoekende houding is eigen initiatief en doorzettingsvermogen bij een kind nodig. We richten ons onderwijs zo in dat het kinderen motiveert, uitdaagt en stimuleert om initiatief en verantwoordelijk te nemen Eigen initiatief levert na een succesvolle afsluiting vaak een extra goed gevoel op. Een beter zelfbeeld en hoger zelfvertrouwen is dan het resultaat. De onderzoekende en ondernemende houding wordt ook van de teamleden verwacht en gestimuleerd.
We nemen werkelijke en actuele ervaringen van kinderen als uitgangspunt van ons onderwijs. Dit vinden we belangrijk omdat vanuit de ervaringen en betrokkenheid en verbondenheid kan ontstaan met de omgeving. Het inrichten van een rijke en betekenisvolle leeromgeving is hierbij voor ons een voorwaarde en een uitdaging.
2. Ontwikkelen van eigen initiatief en doorzettingsvermogen
We willen onze kinderen goed voorbereiden op de toekomst. We zullen dus ondernemend onderwijs moeten aanbieden. Het belangrijkste uitgangspunt bij deze vorm van onderwijs is de ondernemende en onderzoekende houding van het kind. Voor deze ondernemende en onderzoekende houding is eigen initiatief en doorzettingsvermogen bij een kind nodig. We richten ons onderwijs zo in dat het kinderen motiveert, uitdaagt en stimuleert om initiatief en verantwoordelijk te nemen Eigen initiatief levert na een succesvolle afsluiting vaak een extra goed gevoel op. Een beter zelfbeeld en hoger zelfvertrouwen is dan het resultaat. De onderzoekende en ondernemende houding wordt ook van de teamleden verwacht en gestimuleerd.
3. Ontwikkelingsgericht kijken naar kinderen
We dagen kinderen uit tot het ontwikkelen van competenties over een breed gebied. Vanuit situaties waarin kinderen hun zone van naaste ontwikkeling kunnen ervaren, verzorgen we een aanbod dat niet alleen bestaat uit leerstof, maar ook uit strategisch handelen, het verwerven en toepassen van vaardigheden, sociaal emotionele ontwikkeling en het leren gebruik te maken van creatieve oplossingen en mogelijkheden. Binnen het ontwikkelingsgerichte aanbod gaan we uit van duidelijke en inhoudelijke leerlijnen met relatief tussen- en einddoelen. Hierbij houden we rekening met het ontwikkelingsniveau en leerstijlen van individuele kinderen. 4. Verantwoordelijkheid voor jezelf, de ander en de omgeving We leren kinderen om strategisch te handelen (leren hoe te leren) door gerichte reflectie op, en aandacht voor het zelfstandig (ver)werken en plannen van leerinhoud en het zelfstandig toepassen van strategieën. We leren kinderen om verantwoordelijk te zijn voor het eigen leerproces, voor de omgeving en voor elkaar. |
5. Waarde vormend onderwijs
In het onderwijs proberen we kinderen niet alleen kennis en vaardigheden bij te brengen, maar ook de sociaal-emotionele en de morele ontwikkeling te stimuleren. We proberen de volgende waarden te stimuleren en te ontwikkelen: respect, eerlijkheid, rechtvaardigheid, betrouwbaarheid, moed, vriendelijkheid, tact en behulpzaamheid. 6. Opgroeien tot een rechtvaardig, respectvol en zelfbewust mens We willen bewust bijdragen aan het opvoeden van kinderen tot rechtvaardige, respectvolle en zelfbewuste mensen, die rekening kunnen houden met anderen, besluitvaardig zijn, conflicten kunnen hanteren en oplossen, kunnen reflecteren op eigen mogelijkheden, kunnen afstemmen op de omgeving, een voorbeeld kunnen en willen zijn en weten wie ze zijn en wat ze willen. 7. Creativiteit en wereldoriëntatie als hart van het onderwijs Naast studievaardigheden willen we kinderen ook leren om creatief te zijn in hun denken en in hun gedrag. We dragen hierbij zorg voor een evenwichtig aanbod van creatieve vakken. Daarnaast is wereldoriëntatie het inhoudelijke hart van ons onderwijs. Daarbinnen worden alle andere inhoudelijke gebieden integraal toegepast. |
Een Jenaplanschool is een leer- en opvoedingsschool. Er wordt meer gedaan dan alleen kennisoverdracht. Peter Petersen (grondlegger van het Jenaplanconcept), stelde dat de mensen, dus ook kinderen, samen met anderen actief worden door vier basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering. Hij geeft ze opzettelijk in deze volgorde, omdat Petersen van mening is dat de ontwikkeling hierdoor het beste tot uiting komt.
Gesprek
Op O.J.S. het Scala vinden de gesprekken zoveel mogelijk plaats in de kring. Tijdens een kringgesprek leren kinderen vragen te stellen. In de kring vindt er een sociaal gebeuren plaats, waarbij het kind belangrijk is. Een kring draagt bij aan inzichtelijk denken, communiceren met elkaar, het stellen van kennis en belevingsvragen, concentratievermogen, sociaal- en emotionele ontwikkeling, het hanteren van gespreksregels. Spel Het spel geeft een kind energie en leidt tevens tot een beter concentratievermogen. Ook de sociale component is een belangrijk onderdeel tijdens een spelactiviteit. Verder vraagt deelname aan een spel afspraken en regels die het spel vraagt of welke de kinderen samen opstellen. |
Werk
Tijdens de ochtenduren vinden voornamelijk de instructievakken plaats. Hierbij denken we aan taal, lezen, schrijven, spellen en rekenen. Deze vakken vinden door de hele school zoveel mogelijk op dezelfde tijdstippen plaats zodat de leerlingen op niveau de bijbehorende instructie op kunnen halen, bijvoorbeeld een leerling uit groep 3 die rekent op het niveau van groep 5 kan in die groep de instructie ophalen en zo op zijn/haar niveau worden geprikkeld. Wereldoriëntatie vindt voornamelijk tijdens de middaguren plaats, dikwijls verweven in themaonderwijs en projecten/workshops. Het is erg belangrijk dat kinderen van het begin af aan leren om te gaan met een stuk eigen verantwoordelijkheid. We beginnen klein en dit wordt gedurende de schoolloopbaan uitgebreid. In de kleuterbouw helpt de groepsleerkracht bij het plannen op het planbord, vanaf de onderbouw leren de kinderen hun werk te plannen vanaf een taakbrief. In de bovenbouw leren de kinderen hun weektaak zelfstandig in te vullen en te plannen met behulp van een agenda. Viering Er zijn vele redenen om te vieren. Het kan een verjaardag zijn, een speciale gebeurtenis, maar ook succeservaringen. Als een leerling iets bereikt heeft of misschien wel een groep leerlingen is dat een reden om te vieren, zelfs kleine successen. Ook van indrukwekkende levenservaringen kun je elkaar deelgenoot maken en elkaar daarin steunen. Kinderen bereiden samen met de groepsleerkracht de viering voor; hierin dragen de kinderen veelal hun ideeën aan en is de groepsleerkracht volgend en sturend. |
De Jenaplankernkwaliteiten
Het jenaplanconcept is een concept, waarin relaties centraal staan:
1. De relatie van het kind met zichzelf
2. De relatie van het kind met de ander en het andere
3. De relatie van het kind met de wereld
Om het belang van deze relaties in het jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden.
1. Relatie van het kind met zichzelf
1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen.
1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken.
1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling.
1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
2. Relatie van het kind met de ander en het andere
2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijds heterogene stamgroep.
2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren.
2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren
3. Relatie van het kind met de wereld
3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties.
3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving.
3.3 Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen.
3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.
De school als gemeenschap
Onze school wordt gevormd door drie groepen mensen: de kinderen, hun ouders en het schoolteam. Wij willen graag, dat deze drie groepen een gemeenschap vormen. Elke groep heeft daarin z’n eigen rol en verantwoordelijkheid, maar door de inbreng van elke groep en de samenwerking tussen de verschillende groepen ontstaat een hechte gemeenschap. Kenmerkend voor de gemeenschapszin, die wij nastreven, is
dat iedereen zich vanuit z’n eigen positie medeverantwoordelijk voelt voor het reilen en zeilen op onze school.
Daarbij is goede communicatie tussen de verschillende groepen van wezenlijk belang.
Hoog -en meerbegaafdheid op het Scala
Op het Scala willen wij graag goed aansluiten bij kinderen die meer dan de reguliere basisstof aankunnen. Leerlingen die aan de bovenkant zitten, dus zij die meer dan goed scoren.
Ons uitgangspunt bij het lesgeven aan meer - en hoogbegaafde kinderen is;
‘’Kinderen zowel pedagogisch (sociaal-emotioneel) als onderwijskundig (cognitief) op hun eigen niveau te benaderen. Het vormgeven van onderwijs aan meer- en hoogbegaafden begint voor ons bij de erkenning dat deze kinderen recht hebben op onderwijs op maat!’’
Signalering is de eerste stap in het proces van leerlingbegeleiding. Signalering vindt per definitie plaats onder alle leerlingen. Signalering is een continu proces, dat start bij de binnenkomst in groep 1, doorgaat gedurende de hele schoolloopbaan en extra aandacht krijgt bij twijfel en/of signalen van collega’s en ouders. De leerkracht heeft over het algemeen de meest centrale rol in het signaleringsproces.
Wij zijn erg trots op het feit dat we vanaf de kleutergroepen goed kunnen aansluiten bij deze doelgroep. Bij de jonge kinderen is er in school een leerkracht met deze specifieke expertise. Zij begeleidt samen met de intern begeleider de kinderen en ouders. Bij de kleutergroepen zien we in het aanbod al de differentiatie. Iedere kleutergroep heeft al een "muiskast". Elke week worden er nieuwe uitdagende opdrachten toegevoegd waarin wij aansluiten bij de onderwijsbehoeften van deze kinderen. Elke week zijn er contact momenten en lessen/workshops die door deze leerkracht worden gegeven.
In de midden - en bovenbouw heeft stichting OOK een voorziening voor deze kinderen in de vorm van de "Torenklas". Zij volgen één dagdeel in de week, samen met andere kinderen van de scholen binnen de stichting, lessen van een hoog-en meerbegaafdheid specialist.
1. De relatie van het kind met zichzelf
2. De relatie van het kind met de ander en het andere
3. De relatie van het kind met de wereld
Om het belang van deze relaties in het jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden.
1. Relatie van het kind met zichzelf
1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen.
1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken.
1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling.
1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
2. Relatie van het kind met de ander en het andere
2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijds heterogene stamgroep.
2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren.
2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren
3. Relatie van het kind met de wereld
3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties.
3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving.
3.3 Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen.
3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.
De school als gemeenschap
Onze school wordt gevormd door drie groepen mensen: de kinderen, hun ouders en het schoolteam. Wij willen graag, dat deze drie groepen een gemeenschap vormen. Elke groep heeft daarin z’n eigen rol en verantwoordelijkheid, maar door de inbreng van elke groep en de samenwerking tussen de verschillende groepen ontstaat een hechte gemeenschap. Kenmerkend voor de gemeenschapszin, die wij nastreven, is
dat iedereen zich vanuit z’n eigen positie medeverantwoordelijk voelt voor het reilen en zeilen op onze school.
Daarbij is goede communicatie tussen de verschillende groepen van wezenlijk belang.
Hoog -en meerbegaafdheid op het Scala
Op het Scala willen wij graag goed aansluiten bij kinderen die meer dan de reguliere basisstof aankunnen. Leerlingen die aan de bovenkant zitten, dus zij die meer dan goed scoren.
Ons uitgangspunt bij het lesgeven aan meer - en hoogbegaafde kinderen is;
‘’Kinderen zowel pedagogisch (sociaal-emotioneel) als onderwijskundig (cognitief) op hun eigen niveau te benaderen. Het vormgeven van onderwijs aan meer- en hoogbegaafden begint voor ons bij de erkenning dat deze kinderen recht hebben op onderwijs op maat!’’
Signalering is de eerste stap in het proces van leerlingbegeleiding. Signalering vindt per definitie plaats onder alle leerlingen. Signalering is een continu proces, dat start bij de binnenkomst in groep 1, doorgaat gedurende de hele schoolloopbaan en extra aandacht krijgt bij twijfel en/of signalen van collega’s en ouders. De leerkracht heeft over het algemeen de meest centrale rol in het signaleringsproces.
Wij zijn erg trots op het feit dat we vanaf de kleutergroepen goed kunnen aansluiten bij deze doelgroep. Bij de jonge kinderen is er in school een leerkracht met deze specifieke expertise. Zij begeleidt samen met de intern begeleider de kinderen en ouders. Bij de kleutergroepen zien we in het aanbod al de differentiatie. Iedere kleutergroep heeft al een "muiskast". Elke week worden er nieuwe uitdagende opdrachten toegevoegd waarin wij aansluiten bij de onderwijsbehoeften van deze kinderen. Elke week zijn er contact momenten en lessen/workshops die door deze leerkracht worden gegeven.
In de midden - en bovenbouw heeft stichting OOK een voorziening voor deze kinderen in de vorm van de "Torenklas". Zij volgen één dagdeel in de week, samen met andere kinderen van de scholen binnen de stichting, lessen van een hoog-en meerbegaafdheid specialist.
De basisprincipes van het Jenaplanonderwijs
Twintig basisprincipes vormen het uitgangspunt voor ons onderwijs en de basis van onze school:
1. Elke mens is uniek: zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
2. Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zo
veel mogelijk gekenmerkt door zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gericht op sociale vaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele gerichtheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of beperking geen verschil uitmaken.
3. Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen; met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur; met de niet-zintuiglijke ervaarbare werkelijkheid.
4. Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
5. Elk mens wordt als cultuurdrager en -vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
6. Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders onvervangbare waarde respecteert.
7. Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
8. Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardigheid, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
9. Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
10. Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.
11. De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
12. In de school hebben de volwassenen de taak voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot, (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
13. In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen, als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen beschouwd worden voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
14. In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met behulp van pedagogische middelen.
15. In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
16. In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, ten einde het leren van en zorgen voor elkaar stimuleren.
17. In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol.
18. In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
19. In de school vinden gedrag- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van het kind en in overleg met hem.
20. In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.
1. Elke mens is uniek: zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
2. Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zo
veel mogelijk gekenmerkt door zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gericht op sociale vaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele gerichtheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of beperking geen verschil uitmaken.
3. Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen; met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur; met de niet-zintuiglijke ervaarbare werkelijkheid.
4. Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
5. Elk mens wordt als cultuurdrager en -vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
6. Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders onvervangbare waarde respecteert.
7. Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
8. Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardigheid, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
9. Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
10. Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.
11. De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
12. In de school hebben de volwassenen de taak voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot, (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
13. In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen, als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen beschouwd worden voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
14. In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met behulp van pedagogische middelen.
15. In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
16. In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, ten einde het leren van en zorgen voor elkaar stimuleren.
17. In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol.
18. In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
19. In de school vinden gedrag- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van het kind en in overleg met hem.
20. In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.